
Portret (uit villa KakelBont)
Bart Moeyaert groeide op in Brugge, in een groot huis aan de rand van de stad. Van zeven broers was hij de jongste. Als kind las hij veel, alle soorten boeken. En schreef en tekende hij zonder dat hij echt plande schrijver te worden. Poppenkastverhalen, korte verhalen, een huiskrant... Op zijn elfde schreef hij een eerste boek van veertig getypte vellen over een geheime club.
In 1983 debuteerde hij met "Duet met valse noten" (Averbode) dat uit zijn dagboek was gegroeid. Na zijn Kunsthumaniora en een lerarenopleiding talen en geschiedenis in Brussel, verhuisde hij naar Antwerpen. Daar zou hij zich meer en meer op schrijven toeleggen. In 1995 werd het zijn beroep.
Hij schrijft onder meer romans, verhalen, gedichten, toneelteksten en waagt zich ook op de planken als verteller en acteur. In 2002 eindigde hij bij de laatste drie genomineerden van de Hans Christian Andersen Prijs, een voorlopig internationaal hoogtepunt in zijn carrière. Sinds januari 2006 is hij stadsdichter van Antwerpen, voor een periode van twee jaar.
Bart Moeyaert is één van de bekendste (jeugd)schrijvers van Vlaanderen en Nederland. Zijn werk wordt dan ook veelvuldig vertaald. Zijn suggestieve, poëtische, sobere stijl maken de emoties in zijn boeken tussen de regels heel voelbaar. Hij gebruikt steeds minder woorden, probeert zijn vertelling zo fijn mogelijk uit te puren. Zijn werk is moeilijk in een vakje onder te brengen - als dat zou moeten. Leesbaar voor en door alle leeftijden, dus.
Stadsdichter
Het allereerste stadsgedicht, hieronder, werd in de ochtend van gedichtendag 26 januari 2006, op de dag van Barts aanstelling als stadsdichter, de wereld ingestuurd. Het gedicht is door Gazet van Antwerpen in zes talen op deurhangers gedrukt, en op 30.000 exemplaren door vrijwilligers over de gehele stad verspreid. De titel ‘Nieuwstad 14’ verwijst naar het eerste adres in Antwerpen waar Bart Moeyaert heeft gewoond, dat was in 1988 en 1989.
NIEUWSTAD 14
Ik was bezoek dat langer bleef en anders sprak,
maar ik misstond niet in de kamer. Een beetje
als een schemerlamp die op den duur de sleutel kreeg.
Ik deed niet ongezellig, en in mijn buurt was het
aan tafel minder leeg. Maar nog liet niemand na
mij af en toe te wijzen op mijn tong, mijn grond.
Dan noemden ze mij onverwacht weer anderman
en zonden mij naar huis, terwijl ik juist begon
te wennen aan de lucht en onderhand ook dacht
dat ik een hart veroverd had. Maar niets was
minder waar dan dat. Op tijd en stond werd
naar mijn stoel gekeken, gepolst of ik al wortel
schoot. Ik hield mijn mond en vond het krassen
van de meeuwen geen goed teken. Hoe kwam
het dat ik binnen zat en tegelijk nog buiten stond.
2 opmerkingen:
Ik mag hem wel, maar sinds hij uit Brugge weggelopen is net ietsje minder.
>>smiling cobra
Er moet toch iemand beschaving brengen naar Antwerpen en misschien wordt hij in 2008 wel stadsdichter van Brugge ;)
Een reactie posten